Victoria Whitworth – Swimming with Seals

Dit boek kocht ik in de hoofdstad van de Orkneys en het bleek een soort liefdesbrief aan die Schotse eilanden. Victoria Whitworth is daar neergestreken na een jeugd in Kenya en Londen. Als historica verdiepte ze zich in Noordwest-Europa en zo heeft ze een schat aan kennis paraat over allerlei eilandbewoners en folklore door de eeuwen heen. Toch is Swimming with Seals niet academisch van toon maar juist heel persoonlijk.

In niet-chronologische volgorde vormt het leven van de auteur de rode draad. Het werk bevat veel zintuiglijke beschrijvingen van dagelijks zwemmen in ijskoud Orcadian water, de zeedieren en het landschap op de eilanden. Hoe de mensen zich gedwongen aanpassen aan de omgeving en hoe dat al eeuwen zo gaat. Naast informatief is Whitworth ook vaak humoristisch: “It’s a longstanding problem: in the earliest survey of Orkney farmland, from about 1500, we hear farmers protesting that they can’t pay their taxes because all their topsoil has been ‘blawne to Bergen’” (p.12). Het zal herkenbaar zijn voor iedereen die wel eens in Schotland of Noorwegen geweest is.

Whitworth schrijft scherp- en diepzinnig. Haar proza leest lekker weg maar ondertussen behandelt ze grote zaken des levens. Ze verbindt haar eigen leven, de dood van haar moeder en haar uiteenvallende huwelijk, met Viking-legendes en wat er te reconstrueren valt van de Picten. Ze laat zien hoe er van elk verhaal verschillende versies bestaan, meestal zonder Disney-einde. En hoe juist in die vertellingen het echte leven doorschemert.

Talloze onderwerpen passeren de revue en de meeste daarvan vond ik zeer interessant. Whitworth toont de verwantschap tussen Scandinavische en Orcadian verhalen (hoewel legendes uit Orkney veel vaker over selkies dan zeemeerminnen gaan). Ze haalt Freud en Linnaeus aan. Ze behandelt allerlei aspecten van taal: “The island has a Norse name (of course): Eynhallow comes from Eyin Helga, meaning the Holy Island, a name it shares with Lindisfarne and Iona. But there’s an oddity: although the words are Norse, their order – noun-adjective, island-the-holy – is Celtic, providing one of the very few linguistic hints that the incoming Vikings may have spoken to the Picts while they were taking over their land and renaming everything” (p.69).

Voor de mythische selkie zijn vele verklaringen. Eén ervan is dat drenkelingen reïncarneren met een zeehondenhuid. Het echte dier vind ik van zichzelf al intrigerend genoeg. Whitworth beschrijft hun dagelijkse avonturen in de diepzee en de fascinerende werking van hun lichaam: “when on land they sleep in the way that a land animal does, with the whole brain asleep. But when they doze in the sea, rocking nose up in the shallows, they sleep in the way that cetaceans do, with only one half of the brain switching off at a time” (p.157). Desondanks worden ze nog steeds afgeschoten door vissers, als ze niet eerst een orka tegenkomen.

De overgang van het ene naar het andere onderwerp verloopt niet altijd even gladjes maar het boek blijft boeien omdat het zo goed geschreven is. Ik heb heel erg de neiging om hier eindeloos voorbeelden te geven van wat Whitworth allemaal vertelt. Van 105-jarige orka’s tot een schelp die de naam Wentletrap kreeg (naar het Nederlandse woord) en Kenyase mieren die pasgeboren konijntjes oppeuzelen.

Heel soms vroeg ik me af of de schrijfster wel heeft uitgezocht wat ze beweert. Een passage over abortus leek mij meer de mening van haar katholieke ex-man dan feitelijke waarheid. Maar meestal stak ik wat op van dit boek. Orkney blijkt bijvoorbeeld een andere relatie met Engeland te hebben dan de rest van Schotland: “The Orcadian national narrative is one of oppression by the Scots, with Westminster legislation such as the Crofting Acts of the 1880s bringing some relief.” (p.124) Orkney hoorde immers bij het Noorse Vikingrijk voordat het werd ingelijfd in het feodale Schotse koninkrijk.

Whitworth beschrijft alles heel exact en op een of andere manier werd ik daar heel blij van. Ze is iemand die het intellectuele vermogen heeft om allerlei situaties te doorgronden en het vocabulaire bezit om die vervolgens in woorden te vatten. Swimming with Seals is tegengif voor het wezenloze geblaat dat de wereld soms lijkt te overspoelen, van reality tv tot sommige politici. Een boeiend, om niet te zeggen fascinerend boek.

George MacKay Brown – The Sun’s Net

Nou heb ik ooit Engels gestudeerd maar ik had nog nooit van George MacKay Brown gehoord. Dat zegt misschien iets over zijn plek in de Britse canon. Toch kwam ik de man deze zomer overal tegen in Schotland. Zijn beeltenis hangt (tijdelijk) in het Orkney Museum in Kirkwall en hij staat ook op een groepsportret in de Scottish National Portrait Gallery in Edinburgh. Elke boekwinkel die ik betrad had zijn werk op de plank. Hij leeft duidelijk voort in de harten van de mensen daar.

Brown bracht het grootste deel van zijn leven door in zijn geboorteplaats Stromness op de Orkney eilanden. Veertig jaar lang schreef hij over het eilandleven, tot zijn dood in 1996. The Sun’s Net is een bundel met korte en niet zo korte verhalen uit de jaren ’70.

Bijna elk verhaal gaat over eilandbewoners: vissers, piraten, keuterboertjes die opgeroepen werden om oorlog te voeren op het vaste land. Brown situeert zijn verhalen in allerlei tijdperken en raakt zo ook aan de roerige Schotse geschiedenis. Koning Robert the Bruce heeft nog een bijrolletje.

De relatieve eenvoud van de verhalen en het soort leven dat zijn personages leiden vond ik meestal een verademing. Brown zet vaak treffend een sfeer neer en maakt invoelbaar hoe het is om je hele leven op een Schots eiland door te brengen. Zijn religieuze overtuiging lijkt sommige verhalen wel van hun scherpe randjes te hebben ontdaan. In “The book of black arts” wordt een vrouw ten overstaan van haar kerkgemeenschap ritueel te kakken gezet door een predikant, als boetedoening voor haar zonden. Haar ziel wordt vervolgens gered door dezelfde kwezel. De sympathie van de schrijver leek evenredig verdeeld over al zijn personages maar die predikant kwam bij mij toch binnen als een hypocriete hork. Waarom wordt zo’n figuur gepromoveerd tot de held van de dag? Een soort religieus plichtsbesef lijkt me de enige verklaring.

Brig-o-Dread“, over een man die zijn leven overdenkt na zijn dood, begint intrigerend. Het hele concept is weldoordacht maar de mierzoete vormgeving van het hiernamaals haalde voor mij de angel uit de vertelling.

Silver” is een verhaal over een jongen die met drie schelvissen op weg gaat naar zijn liefje. Aan het eind zijn alle vissen op en staat hij ook anderszins met lege handen. Het is een goed voorbeeld van hoe Brown van een simpel gegeven een boeiend relaas kon maken, inclusief bevredigend slot (niet voor de hoofdpersoon, wel voor de lezer).

Ondanks Brown’s vaardige pen begon ik me voordat ik op de helft was al te vervelen. Mijn eindoordeel is niet onverdeeld positief. Het boek is niet per se braaf, wel een tikkeltje saai en gedateerd. Vooral in de historische verhalen ontbrak er iets. De materie was op zich boeiend maar de uitwerking ervan en dan vooral het gebrek aan karakterontwikkeling maakten het slaapverwekkend. “Stone, Salt and Rose” is een aaneenrijging van “en toen gebeurde er dit en toen gebeurde er dat” rond een volstrekt oninteressant personage (een Engelsman, dus het inleven zal vast moeilijk zijn geweest). Om de soap compleet te maken durft de schrijver ook nog te eindigen met een huwelijk.

De locaties, de taal en het eilandvolk in deze bundel vormen boeiende ingrediënten. Wat ik ook kon waarderen was Brown’s experimenteerdrift. Het laatste verhaal is een soort dorpse science-fiction met gedichten. Ik ben benieuwd hoe representatief deze bundel is voor Brown’s œuvre. Wie weet slaat de verstildheid in zijn werk tegen de jaren negentig niet door naar saaiheid (kwestie van inkorten en indikken). Hoe dan ook doet het me deugd dat deze streekgebonden schrijver zoveel heeft gepubliceerd. Zijn werk voelt persoonlijk en alle elementen die ik hierboven noem maken dat ik zeker nog een later boek van hem zal proberen.